Het repertoire voor fanfare-orkest heeft sinds de introductie van de Concertafdeling in 1985 een enorme vlucht genomen. Een van onze muzikale helden voor de blaasmuziek, Henk Badings, gaf o.a. met zijn Images(1983) en zijn Sagas (1985) aan dat deze orkestvorm klaar was voor een enorme verruiming van het klankleurenpalet. Images, met zijn tot dan toe onbekende effecten als de aleatoriek en Sagas met uitbreiding van het klarinettenquartet.
Sindsdien is er veel gebeurd. Een zeer positieve ontwikkeling!
Nieuwe en bekende componisten bleken meerdere klankkleuren te realiseren dan het traditionele fanfareorkest tot eind jaren zeventig rijk was. Met uitzondering van ‘Lieshout en zijn Molens’ van Henk Badings en ‘Triptiek voor fanfare’ van Louis Toebosch.
Men zocht en zocht!!
Meer slagwerk, uitbreiding van het saxofoonregister, de aanwezigheid van de estrompet/cornet en soms zelfs de sopraninosax en de piccolotrompet en de (Franse) hoorn deed zijn definitieve intrede. De ventieltrombone werd langzamerhand een uitzondering.
Louis Toebosch schreef in 1985 om meerdere redenen (zie de titel) zijn uitzonderlijke partituur ’16 - ’85.
De verruiming van het repertoire was/is voor deze orkestvorm een enorme positieve impuls die voor uitgevers maar zeer beperkt interessant was/is gezien het afzetgebied.
Hardy Mertens kwam met nieuwe ideeën waaronder de compositie voor fanfare-orkest en spreekstem ‘Ritual’. Opzienbare ontwikkelingen die vele nieuwe impulsen gaven en geven aan deze oer ‘Beneluxe’ orkestvorm.
Een aspect zal ik nooit begrijpen; het inperken van de klankkleuren van het kleinkoper-register en het tenor-register. In vele partituren van toonaangevende en veelvuldig gelauwerde componisten staan in de partituren namen als cornet en bariton en euphonium.
Het laten verdwijnen van de echte bariton vind ik een enorm verlies.
De overdadige aanwezigheid van vele euphonia is voor mij een raadsel. Dat dirigenten dat in hun klankvoorstelling meenemen en accepteren is meer regel dan uitzondering.
Een euphonium is een geweldig instrument en is een enorme verrijking, echter de echte versmelting van euphonia met de hoorns (Franse hoorns) zal te allen tijde uitblijven. Het instrument is te groot en zal, zeker bij minder flexibelere spelers, te dominant en te zuigend aanwezig zijn. De bariton is op die plaats de oplossing om een uitstekende versmelting te realiseren met de hoorns, met het saxofoonregister en het bugelregister. De veel smallere klank van de echte bariton is een absolute verrijking van het tenorregister. Pracht voorbeeld in deze is fanfareorkest CMV ‘Oranje’ Grootegast. Een fanfareorkest met baritons, euphonia, trompetten en cornetten.
Het is uiteraard inmiddels duidelijk dat maar weinigen deze mening zijn toebedeeld hier daadwerkelijk op in te gaan. Hun motto is dan ook: ‘Hoe groter, hoe breder de klank, hoe beter’.
Natuurlijk is de opbouw van de klank van een orkest deels smaak gebonden. Het samenstellen van de klank van een orkest op basis van pragmatische redenen gaat aan mij voorbij. De jeugdopleiding kan hier, bij de samenstelling van de genoemde twee registers, makkelijk op anticiperen. Het is het willen zien en horen van de verrijking van het kleurenpalet van het fanfare-orkest.
Sinds 1913, toen er in Engeland ‘Labout and Love’ de standaard werd voor de orkestvorm BrassBand zijn er, behoudens enkele minder geslaagde experimenten, weinigen die deze orkestvorm willen veranderen en/of willen ontdoen van klankkleurbepalende instrumenten.
Het muzikale management/het artistieke beleid van vele fanfareorkesten ziet geen noodzaak om deze instrumenten te bezetten. Vaak wordt dit pleidooi afgedaan met de inhoudsloze opmerking: ‘om pragmatische redenen zien wij af van het bezetten van deze instrumenten’.
Laatst was ik te gast bij een fanfare-orkest met maar liefst 7 euphonia. Tel uit je winst!!!
Het beluisteren van een fanfareorkest met zo’n ondoorzichtig troebel tenorregister valt mij zwaar. Ik begrijp deze keuzes niet.
Een vraag aan alle componisten en dirigenten nog een keer (of vaker) na te denken of de bariton niet een vaste plek kan/moet krijgen in het fanfare-orkest. De bariton heeft zoveel meer mogelijkheden dan de euphonia. Wat te denken van:
Bij het laten versmelten van de klankkleuren op basis van analyse, stijlkennis en/of smaak de ene klankkleur te prefereren boven de anderen kunnen dirigenten zeer creatief te werk gaan. Ik garandeer iedereen een enorme verruiming van de mogelijkheden. Het is een boeiende en bovenal muzikale en artistieke bezigheid die het fanfare-orkest ten goede komt.
‘Een tenorregister bestaande uit baritons en euphonia is een verrijking van elke fanfare-partituur’.
Wat de bariton is voor het tenorregister, is de cornet voor het kleinkoper-register.
Zeker in deze is ook het kleinkoper-register aan een opknapbeurt toe. Waarom alle stemmen op trompetten worden gespeeld is mij een raadsel. Een serieuze componist maakt ook in dit register de afweging: of ik schrijf een motief voor trompet(ten) of voor cornet(ten).
Alex S.
Deel het met uw vrienden!