Hoe geven we contemporaine blaasmuziek ruimte binnen de programma's van onze concerten?

Het overgrote deel van het hedendaagse repertoire van de blaasorkesten heeft een meer of iets minder neo-klassiek karakter.  De ontwikkeling van het repertoire staat op vele plekken reeds vele jaren stil. Verruimen van het klankidioom, het harmonisch concept, de vorm, notatie etc. Laat staan dat er sprake ka zijn van het programmeren van contemporaine blaasmuziek en/of blaasmuziek in die richting.

Hoe geven we contemporaine blaasmuziek ruimte tot ontwikkelen?

 

Korte historische terugblik vanuit de symfonische muziek!

We noteren de jaren twintig van de 19e eeuw. Het grote publiek kon de uitvoeringen van de laatste strijkkwartetten van Ludwig van Beethoven nog maar weinig waarderen. Het kostte de aanwezige (niet geoefende) luisteraars te veel moeite. Het meeslepende, overweldigende, melodisch rijke en toegankelijke van de muziek van Beethoven hetgeen men gewend was, werd in een nieuwe context aangeboden. Uiteraard waren er concerten voor speciale gelegenheden met meer geoefende luisteraars die de strijkkwarten konden accepteren en waarderen conform de status van de componist Beethoven.

Sindsdien is er in de verruiming van de parameters binnen de muziek heel veel gebeurd. Harmonisch krijgen we met z’n allen een enorme push met de muziek van Richard Wagner.

Je mag in vele opzichten stellen dat na 1865 vele componisten zijn te herleiden tot de ‘Tristan Generatie’. Wagner ’s meesterwerk, de opera ‘Tristan und Isolde’ heeft een enorme invloed op het werk van vele componisten en het componeren in het algemeen.

In de harmonische ontwikkeling wordt er steeds minder gebruik gemaakt van de functionele harmonie. Zeer snelle modulaties. De klank bepaalt het akkoord en niet andersom. Het tooncentrum wordt ruimer en ruimer en volgens de Franse componist Charles Gounod is de grote en kleine terts in 1878 vogelvrij verklaart.

De vorm wordt vrij(er) en voor sommigen mag voor een groot gedeelte het academisme verdwijnen (Claude Debussy).

De Italiaanse componist/muziekfilosoof, pianist Ferruccio Busoni schreef in zijn boek ‘A New Esthetic of Music’: ‘de toonkunst is vrijgeboren en haar doel is die vrijheid’.

 

De wereldtentoonstellingen en dan met name de editie van Parijs in 1889 brachten culturen bij elkaar waardoor nieuwe mengvormen ontstonden; oost en west ontmoeten elkaar.

Het impressionisme doet in navolging op de schilderkunst, 1874, haar intrede in de muziek met ‘Prélude à l’Aprés-midi d‘un’Faune, 1896. De jazz wordt stap voor stap een zeer belangrijke kunstvorm. Ritmisch en harmonisch is er een enorme ontwikkeling gaande.

In de tweede helft van de 19e eeuw speelden componisten als Charles Ives (USA), Claude Debussy (Frankrijk) en Modest Musorgsky (Rusland) een grote rol als stuwende kracht de muziek te evolueren. Deze componisten hebben een grote invloed gehad op de verdere ontwikkeling van de symfonische muziek in de 20ste eeuw.

De orkestratietechnieken ontwikkelen zich door toedoen van grootmeesters als Hector Berlioz, Nicolai Rimsky-Korsakov en Richard Strauss.

 

De 20ste eeuw

Bitonaliteit, polytonaliteit, polyritmiek, atonaliteit en andere vormen van notatie waar onder de grafische, dodecafonie en tenslotte de seriële muziek onder aanvoering van componisten als Olivier Messiaen, Edgar Varèse, Pierre Boulez, Karlheinz Stockhausen, George Legeti, Luciano Berio, John Cage etc. etc. creëren in navolging van de Tweede Weense School (met als belangrijkste vertegenwoordigers Arnold Schönberg, Anton Webern en Alban Berg) een nieuwe/andere vorm van muziek beleven.

Met de vlucht van het modernisme binnen de symfonische muziek eisten vele grote componisten zoals hierboven vernoemd meer aandeel in de concertprogramma’s.

Concerten werden in het leven geroepen om meer aandacht te krijgen voor moderne composities. Niet altijd met succes. In Nederland werd de ‘Picassoformule’ bedacht om zo meer aandacht te geven aan nieuwe moderne composities.

Hoe ziet zo’n Picassoformule eruit? Voor de pauze na het openingswerk een moderne compositie met aansluitend een ‘meer toegankelijk werk’ en na de pauze een van de grote symfonische werken zoals bijvoorbeeld een Mahler, Bruckner, Ravel, Strauss en alles gedirigeerd door een zeer bekende (beroemde) dirigent.

Bekende festivals waarin contemporaine composities centraal staan kregen meer en meer aandacht. In deze is zeker te vermelden het internationaal vermaarde festival in Donaueschingen/Zuid Duitsland (sinds 1921) dat voor veel aandacht zorgt voor het modernisme. Zo ook het vermaarde Huddersfiel Contemporary Music Festival/UK, Gaudeamus/NL., Warschauwer Herbst, Ars Nova/België, The International Society for Contemporary Music/ISCM.

De Musikhochschule van Basel/Zwitserland is samen met als belangrijkste docent Pierre Boulez het centrum van de componisteneducatie.

 ….en wat gebeurt er tegelijkertijd in de blaasmuziek?

De blaasmuziek is voor het overgrote deel toegespitst op de amateurorkesten.

Wereldwijd vindt men amateurblaasorkesten. Sinds de voorbije 200 jaren ontwikkelt zich deze sector zich tot op grote hoogte. Zelfs soms ‘concurrerend’ met de professionele collega militaire- en symfonieorkesten.

 Tweede Wereldoorlog…..

Na WOII is er een enorme toename van instrumentaal muziekonderwijs. Na de WOII werden vele amateurorkesten nog gedirigeerd door ongeschoolde dirigenten. Het uitbrengen van conductors (particella), condensed-scores, semi scores, had zuiver te maken dat het lezen van een Full Score voor vele dirigenten als zeer onpraktisch werd ervaren. Men miste eenvoudig de scholing.

De opkomende professionele scholing van dirigenten via de conservatoria, vanaf midden jaren 50, had tot gevolg dat componisten en uitgevers konden anticiperen op die ontwikkelingen. Composities kwamen op een hoger niveau. De meeste nieuwe composities werden na verloop van tijd gepubliceerd in Full Score.

Educatie

Door de enorme hoeveelheid aan repertoire vanuit vele landen werden de gemiddelde programma’s gevuld met vele ‘stijlen’. Composities vanuit VS en landen als Japan, worden onderdeel van vele programma’s. De reizende componist gaat zijn inspiratie halen in vele landen en verwerkt vele volksmelodieën en dansritmen in zijn composities. Amateurorkesten, waar ook ter wereld, komen in contact met muziek die zeer divers is. De uitvoeringspraktijken op welke wijze men dit enorm aanbod aan diverse muziekstijlen moet uitvoeren is een permanent aandachtspunt voor elke dirigent.

 

Er is veel belangstelling voor concertante-, educatieve-, lichte- en volksmuziek. Vele componisten schrijven ook educatieve(re) werken voor amateurblaasorkesten. Dit met als doel de orkesten te scholen! Vele componisten en uitgevers anticiperen op de samenstelling/bezetting van de blaasorkesten.

In de VS wordt een systeem bedacht dat toegespitst is op de vele highschoolorkesten. De leerlingen van de High Schools krijgen stap voor stap de mogelijkheden van elk instrument aangeleerd. De dirigent is nagenoeg voor alles verantwoordelijk. Per graad wordt precies in elke partituur aangegeven in welke omvang men kan en mag spelen. Een systeem dat in de laatste 2 decennia van de 20ste eeuw deels wordt overgenomen in de Europese blaasmuziek. 

 

Organisatie

Vanaf de jaren 50 van de 20ste eeuw is er een groeiende belangstelling de blaasmuziek beter te organiseren (nationale en internationale bonden/organisaties), betere concertwedstrijden, betere composities. Er komt meer aandacht en contact met en vanuit de professionele blaasmuziekwereld voor de amateurblaasmuziek door het realiseren van de vele geluidsdragers (vaak via de uitgevers). Last but not least komt er ook via de media meer en meer aandacht voor de blaasmuziek. Zowel voor de professionele- als ook voor de amateurblaasmuziek. Dat dit in verschillende landen een andere dimensie heeft mag duidelijk zijn.

 

IJzeren repertoire

De blaasmuziek heeft vanaf de tweede helft van de 19e eeuw wereldwijd haar eigen ‘ijzeren’ repertoire’ opgebouwd. Het aandeel daarin van contemporaine composities is zeer marginaal. Het compositorische gebied waarbinnen de blaasmuziek zich in het algemeen begeeft is sterk aan verruiming toe! Het liefst op alle niveaus van de blaasmuziek en niet alleen voor de top.

 

Belangrijk hier te vermelden is de invloed van de grootste evenementen in de wereld van de blaasmuziek, het Wereld Muziek Concours/Kerkrade Nederland (sinds 1951) en zo ook de Internationale Festlichen Musiktage Uster/Zwitserland (1956 – 1999).

Grote internationale concertconcoursen verruimen hun repertoirekeuze als het gaat om de keuze van de ‘testpieces’. Wat te denken van het Wereld Muziek Concours/Kerkrade, Europian BrassBand Association, Certamen de Bandas/Valencia, Europese Kampioenschappen voor harmonieorkesten! De gekozen werken blijven voor het overgrote deel steken in het neoclassicisme. De meeste componisten hebben een haakje aan de kapstok die men neoclassicisme noemt. Er is slechtst sporadisch sprake van compositorische verruiming. Bij diverse toonaangevende amateurorkesten die deelnemen aan de internationale concertwedstrijden ziet men wel een grote verruiming van de inhoud van hun keuzewerken en/of werken behoren bij de concertprogramma’s (concertdivisies). Zeker voor de amateurblaasmuziek grensverleggend.

De vele testpieces moeten technische het uiterste verlangen, dynamisch contrastrijk en solistisch zeer uitdagend zijn. De grote muzikale lijnen moeten worden ‘uitgevochten’ op de kleinste vierkante millimeter. Incidenteel worden werken uitgezocht of speciaal daarvoor geschreven waarbij er een stap vooruit wordt gezet in de verruiming van compositorisch aspecten die zo kenmerkend zijn voor de contemporaine muziek. Het blijft echter bij een incidentele keuze van een compositie.

Windensembles

In de VS zien we vanaf het midden van de 20ste eeuw op diverse Amerikaanse universiteiten kwalitatief hoogstaande windensembles die de verruiming van het repertoire tot doel hebben. Wat te denken van Eastman Wind Ensemble, Wind Symphony/Texas, Dallas Wind Symphony, Cleveland Symphonic Winds en in Japan het befaamde Tokyo Kosei Wind Orchestra.

De jarenlange bijdrage van de Amerikaanse musici als Eugene Migliaro Corporon, Frederick Fennell, Donald R. Hunsberger hebben een enorme bijdrage geleverd bij de groei en ontwikkeling van het repertoire.

 

De Amerikaanse musicus Robert Austin Boudreau was de grote inspirator organisator/ dirigent en promotor van ‘niet alledaagse blaasmuziek’. Met zijn American Wind Symphony Orchestra gaf hij vanaf 1957 tot 2012 meer dan 400 compositieopdrachten aan vele bekende componisten. Opdracht tot het schrijven van ‘niet alle daagse’ blaasmuziek. Niet alle daags in zoverre dat er werd gezocht naar een taal binnen de blaasmuziek die de blaasmuziek (nog) niet kende. In de verste verte geen mainstreamrepertoire.

Componisten als Krysztof Penderecki, Toshiro Mayuzumi, Henk Badings, Leo Brouwer, Samuel Adler, George Auric, Jean Françaix, Alan Hovhaness, Elmer Bernstein, Heitor Villa Lobos, Joaquin Rodrigo. En nog vele andere.

De hier genoemde componisten worden niet meteen in verband gebracht met de traditionele blaasmuziek. Door de inspirerende rol van Boudreau en het realiseren van een zeer hoogwaardig windensemble (nagenoeg altijd zonder saxofoons) werden vele componisten getriggerd om voor het orkest van Boudreau te componeren.

Boudreau zal de geschiedenis in gaan als de grootste voorvechter van ‘niet alledaagse’ – moderne – contemporaine – en grensverleggende blaasmuziek.

 

De Tsjechische componist Karl Husa zocht in zijn werken voor blaasorkest de grenzen van de mogelijkheden op. Zijn werken als ‘Apotheosis of this Earth’, ‘Music for Prague 1968’ en van Joseph Schwantner ‘……and the mountains rising nowhere’ stellen aan een blaasorkest zeer hoge eisen. Eisen die zelfs door professionals als zeer uitdagend ervaren worden. In alle opzichten grensverleggend.

 

De studie van……de contemporaine partituur voor blaasorkest.

Om de dirigent voor te bereiden op bovenstaande ontwikkeling zal hij/zij als directiestudent tijdens de directiestudie ervaring moeten opdoen met het bestuderen en dirigeren van contemporaine blaasmuziek. Deze studie-ervaring en alle aspecten die daarmee samenhangen neemt de dirigent mee naar zijn praktijk/carrière.

Stap voor stap de orkesten de kans geven muziek te spelen van bijvoorbeeld (nog) levende componisten van contemporaine (blaas)muziek. Ook zij hebben het recht hun werken live te mogen beluisteren. Deze componisten de mogelijkheid geven om met dirigenten en hun orkesten te kunnen samenwerken. Dirigenten en hun orkesten zullen hun ervaringen uitwisselen om vervolgens te komen tot het meer beleven van muziek die niet standaard behoort tot het mainstreamrepertoire.

 

In de jaren 80 van de 20ste eeuw, kwam in de blaasmuziekscene meer en meer interesse om het repertoire te verruimen. De blaasmuziek kon en mocht niet achter blijven bij de aandacht voor het modernisme in de symfonische muziek in de jaren 60 en 70.

Mede door toedoen van o.a. de introductie van de Concertdivisie, 1985, voor de topblaasorkesten tijdens het Wereld Muziek Concours gaan dirigenten naarstig op zoek naar vernieuwend repertoire. Vele compositieopdrachten worden verleend.

De compositieopdrachten maken deel uit van de programma’s ten behoeve van de deelname aan de concertwedstrijd voor topblaasorkesten in de Concertdivisie tijdens de daaropvolgende WMC’s te Kerkrade/Nederland. Diverse internationale concertwedstrijden anticiperen op deze programmatische verruiming bij de amateurorkesten. Dat voor het uitvoeren van hoogwaardige composities met zeer moderne elementen de amateurorkesten aangevuld worden door professionele musici kan een andere discussie opleveren maar komt de uitvoering altijd ten goede. Amateurmusici krijgen op die wijze de kans deel uit te maken van hoogwaardige uitvoeringen. De grenzen worden verruimd.

 

Grensverleggend voor een amateurblaasorkest en in alle opzichten verruimend qua inhoud, werd gerealiseerd door de legendarische uitvoering van ‘Amérique’ van Edgar Varèse in 1993 tijdens de bloedstollende finale van de Concertdivisie tijdens het Wereld Muziek Concours te Kerkrade. Uiteraard werd het meesterwerk van Varèse uitgevoerd in een bijzonder knappe orkestratie voor blaasorkest. Uitvoerenden waren Sint Michael uit Thorn/Nederland o.l.v. Heinz Friesen.

In Europa heeft het Groot Harmonieorkest van de Belgische Gidsen met hun dirigenten Yvon Ducène, Norbert Nozy en Yves Segers gezorgd voor opnames van baanbrekende composities met o.a. composities van de ‘Grande Dame’ van de Belgische blaasmuziek Jacqueline Fontyn en niet te vergeten René Defossez.

 

 

Hoop!

Is er hoop…….!!! Ja, maar deze hoop is van korte duur als er in de jaren negentig een grote tegenreactie komt met een enorme toename aan repertoire onder de noemer ‘lichte muziek’. Er wordt geklaagd dat door de toename van te moderne composities de blaasmuziek het contact met het gewone publiek verliest. Voor de goede lezer: goede lichte muziek is een verrijking voor een concertprogramma en stelt andere hoge(re) eisen aan het orkest.

Deze reactie wordt in het algemeen ook gevoed door de enorme toename aan composities, gemaakt door musici die zich snel het vakgebied van componeren proberen eigen te maken.

Dit laatste met een zorgelijke ontwikkeling. Het amateurisme binnen de composities viert hoogtij.

Het zoeken naar kwalitatief goede blaasmuziek kost de nodige energie.

Echte componisten verstaan het vak en blijven het repertoire verrijken met goede composities.

 

Programmeren

Het programmeren, instuderen en uitvoeren van composities die het keurmerk ‘mainstream’ niet hebben zijn beperkt. De wil, motivatie en draagvlak binnen de amateurkunst het modernisme blijvend te ontwikkelen is een zaak van lange adem, doorzetting en op vele fronten overredingskracht.

Het zou voor de blaasmuziek in haar volle breedte een enorme stimulans zijn indien vele dirigenten met een bepaalde regelmaat composities programmeren die in contrast staan met de reguliere concertante muziek. (zie lijst) Hierin een ontwikkeling te realiseren is een belangrijke stap in de artistieke ontwikkeling van een zichzelf respecterend orkest.

Draagvlak creëren is een zaak van systematisch programmeren. Repertoireontwikkeling moet aansluiten bij het artistieke beleid van een orkest. Stijlontwikkeling door toedoen van het ervaren en beoefenen van nieuwe vormen en structuur en nieuwe speeltechnieken. Harmonisch en ritmisch uitdagender en zich dus durven te bewegen buiten de geijkte paden van datgene het orkest normaliter doet vraagt van elke dirigent een duidelijke mate van discipline. Deze discipline vraagt om een permanente zoektocht naar geijkt repertoire.

 

Een goede route bovenstaande stap voor stap te ontwikkelen is het vormen van ensembles die zich bezighouden met instuderen en uitvoeren van modern(er) repertoire.

De ervaringen van deze ensembles zouden binnen het orkest kunnen gaan werken als een olievlek. Steeds meer muzikanten in contact brengen met een verruiming van het repertoire.

Er is voldoende repertoire voorhanden. Geleidelijk de stap maken het grote orkest in contact te brengen met het moderner repertoire kan dan een logisch gevolg hebben en dus zo ook meer draagvlak creëren.

Op hun beurt kunnen de ensembles op gezette tijden een aandeel vormen in de concertprogramma’s. De plaatsing binnen zo’n concertprogramma is een punt van veel aandacht en zo ook het zoeken naar goede composities voor en na het betreffende ensemblewerk.

Het mag nergens de kans krijgen dat men denkt dat het een ‘bij toeval geprogrammeerd onderdeel is' binnen het totale programma. Met compact, stijlvol en slim programmeren en goede presentatie kan een modern ensemblewerk een prima aanvulling zijn voor het geheel.

 

Nu voor het grote orkest.

Evenals in het midden van de 20ste eeuw ontwikkelde ‘Picasso-formule’ bij de symfonieorkesten kunnen we deze formule met groot gemak (u leest het goed!) toepassen binnen de programma’s voor de blaasorkesten.

Te vaak moeten we horen: ‘wat vindt het publiek daarvan?’ Het publiek is een belangrijke factor. Deze factor zal bij het programmeren een deel van de beslissing zijn. Maar overdrijf niet!

In een goede programmering kunnen veel ideeën haar weg vinden. Het is de kracht van de samenstelling van het programma. Te vaak en te snel wordt het publiek als bepalende factor gezien. Een belangrijk onderdeel van het programmeren is het blijvend ontwikkelen van het orkest. Deze taak komt voor het overgrote deel neer op de dirigent. Het programmeren van partituren die de ‘horizon gaat verruimen’, voor het orkest wel te verstaan, kun je vroegtijdig selecteren en indien mogelijk en wenselijk bespreken binnen het orkest.

Programmeer het moderne(re) repertoire over meerdere jaren.

Een veelgehoorde manier van programmeren is het ‘modernere’ werk plaatsen tussen twee (meer) toegankelijke werken. Let wel, de kracht van het modernere werk wordt versterkt door de kwaliteit van de twee werken voor en na.

Het heeft deels ook te maken met de presentatie tijdens het concert. Tekst en uitleg, indien mogelijk en wenselijk, kunnen zorgen voor een succesvollere uitvoering en acceptatie van het moderne(re) gedeelte van het programma. De ‘verpakking’ is het halve werk maar ontegenzeglijk is een goede uitvoering de basis voor acceptatie en continuïteit.

De rol van de dirigent indeze kan niet voldoende beschreven en onderschreven worden.

Het snel willen scoren met mainstreamrepertoire is heel gemakkelijk

 

Een voorbeeldlijst zou kunnen zijn:

 

Composer

Composition

Setting

Jurriaan Andriessen

Respiration Suite

Ensemble

Henk Badings

Concerto for cello and windensemble

Ensemble

Alban Berg

Concerto for violin, piano and winds

Ensemble

Aaron Copland/orch:

D. Hunsberger

Quiet City for english horn, trumpet and windensemble

Ensemble

Hans Werner Henze

Concertino for piano and wind ensemble

Ensemble

Karl Husa

Concertino for piano and wind ensemble

Ensemble

André Jolivet

Concerto for Trumpet no 2

Ensemble

David Maslanka

O Earth, O Stars: music for flute, cello and wind ensemble

Ensemble

Olivier Messiaen

Oiseaux Exotiques for piano and Chamber windensemble

Ensemble

Francis Poulenc

Aubade for piano, strings and windinstruments

Ensemble

Igor Stravinsky

Symphonies of Winds

Ensemble

Igor Stravinsky

Concerto for piano and winds

Ensemble

Edgar Varèse

Octandre

Octet

Kurt Weill

Concerto for violin and winds

Ensemble

 

Windorchestra

 

Luis Serrano Alarcon

Las Hijas de Eris

Windorchestra

Henk Badings

Transitions

Windorchestra

Bernard van Beurden

Anders

Windorchestra

Amando Blanquer Ponsoda

Gloses II

Windorchestra

Ed de Boer

Armenian Rhapsody nr 1

Windorchestra

Ed de Boer

Caucasian Episode

Windorchestra

Dirk Brossé

‘War’ Concerto. Concerto for clarinet and windorchestra

Windorchestra

Franz Cibulka

Konzert für Klarinet und Blasorchester no 2

Windorchestra

Michael Daugherty

Rosa Parks Boulevard for three trombones and windorchestra

Windorchestra

Thomas Doss

Atlantis

Windorchestra

David Dzubay

Snake Alley

Windorchestra

Jacqueline Fontyn

Frises

Windorchestra

Jacqueline Fontyn

Créneaux

Windorchestra

Karl Husa

Music for Prague 1968

Windorchestra

Karl Husa

Apotheoses of this Earth

Windorchestra

Karl Husa

El Fresco

Windorchestra

John Mackey

Concerto for soprano sax and windorchestra

Windorchestra

Jef Penders

Synkretismos

Windorchestra

Santiago Quinto Serna

Sinfonia Hamlet

Windorchestra

Gunther Schuller

Praise of Winds

Windorchestra

Joseph Schwantner

…and the mountains rising nowhere

Windorchestra

Francisco Zacarés Fort

Guadsual-Lia

Windorchestra

 

De inhoud van deze lijst is een selectie gebaseerd op kwaliteit en diversiteit. De tekst voorafgaande aan de lijst en het vernoemde repertoire heeft tot doel de jonge ambitieuze dirigent, vanaf zijn studie, te stimuleren ook buiten de geijkte paden te zoeken en te treden.

Het repertoire te overwegen, selecteren, bestuderen en te programmeren en zo te komen tot concerten.

De bovenstaande lijst bevat stuk voor stuk topwerken van toonaangevende componisten die op hun beurt een bijzondere relatie hebben met de blaasmuziek. Van octet via het windensemble naar compleet windorchestra.

Het gericht bezig zijn met dit repertoire zal een verrijking zijn voor het artistieke level van elke dirigent. Het zal in de volle breedte de muzikale horizon van de blaasmuziek verbreden.

Kennisnemen van dit repertoire zal ontegenzeglijk ook invloed hebben op het interpreteren van het meer traditionelere, concertante repertoire.  

 

De vorm is misschien in bovenstaande voorbeelden niet meteen het meest verrassende.

De verrijking zit in het harmonische, thematisch en contrapuntische aspect van deze composities. Daarnaast zal het klankkleurenaspect, de orkestratie, de verbreding en verruiming van de speeltechnische aspecten voor alle spelers een meerwaarde opleveren en een uitdaging zijn voor elke dirigent.

Het vereist van jou als dirigent een wel doordacht plan van aanpak. Een goed repetitieplan waarin gedoseerd het moderne repertoire aan de orde komt.

Vele werken die in de hiergenoemde lijst staan vermeld stellen aan de musici van de orkesten hoge eisen. Niet alleen het speeltechnische maar zeker ook bijvoorbeeld het bevatten van het harmonische en stijlgevoelige van deze werken. De vele nieuwe klankkleuren stellen hoge eisen aan het luisteren naar elkaar en het realiseren van nieuwe mengkleuren. Stap voor stap het orkest voorbereiden op het spelen van modern(er) repertoire. Een groot gedeelte van het succesvol uitvoeren van modern(er) repertoire ligt in handen van de dirigent en zijn artistieke leiding.

 

Het volgende repertoire biedt stap voor stap verruiming van de vorm, het ritmisch, harmonische en de notatie.

Als uitstekend voorbeeld is het ‘New Ears Wind Band’ project in Wertheim/Duitsland dat als opvolger van het Festival ‘UnerHörtes’ in 2019 is opgericht om jonge muzikanten in contact te brengen met hedendaagse nieuwe muziek. Muziek in een voor velen nieuwe vorm, notatie en met nieuwe uitdrukkingsmiddelen en mogelijkheden.

 

Alex S. 

 




Deel het met uw vrienden!