FKNR. Twee leerzame masterclasses met een hoog gemotiveerd orkest

Bijzondere fanfarewerken bij FKNR

MASTERCLASS DIRECTIE DOOR ALEX SCHILLINGS

‘Een tutti is de handtekening van de dirigent,’ betoogt Alex Schillings, ‘het vormen daarvan is een wereld op zich.’ Het is een zaterdagochtend 28 januari en de zon prikt door de ramen van gebouw EL op de Bernhardkazerne. Naast hem staat één van zijn studenten, met licht gespannen gezicht. De concentratie is voelbaar in de ruimte, zowel bij het orkest als bij de dirigenten in spé. Het is de eerste van twee grote masterclasses die Schillings verzorgt in samenwerking met de FKNR.

Na een kort openingswoord door Schillings zelf is het de beurt aan acht bachelor- en masterstudenten die studeren aan het Koninklijk Conservatorium in Den Haag. Leren dirigeren kun je natuurlijk het beste in de praktijk en de FKNR bood tijdens deze masterclass door Alex Schillings die mogelijkheid. Drijvende kracht achter dit project is kapitein Willering, dirigent van de FKNR. Hij heeft een aantal keer les gehad van Schillings en ervaarde die lessen als enorm leerzaam. ‘Dirigenten krijgen niet altijd een kans om met een goed orkest te werken. Tijdens deze masterclass kunnen dirigenten met een typisch Nederlandse orkestvorm werken; de fanfare,’ vertelt hij. ‘In de 4 jaar dat ik dirigent ben is het orkest enorm gegroeid. Ik vond het orkest rijp om verder te kijken in de muziekwereld, in dit geval de opleidingswereld.’ De masterclass is zowel een verbinding met de burgermaatschappij als ook een kans voor studenten om zich in het directievak te bekwamen. ‘Wellicht kunnen wij als organisatie ooit nog weleens een beroep doen op mensen die voorbijkomen. Over dit project wordt ongetwijfeld gepraat in de muziekwereld en dat draagt dan ook weer bij aan het vullen van de vacatures bij FKNR. Kortom; het mes snijdt aan meerdere kanten. Voor alle aanwezigen is het zeer leerzaam. Niet in de laatste plaats voor het orkest, maar ook voor mij als dirigent,’ besluit Willering.

‘Tijdens deze masterclass kunnen dirigenten met een typisch Nederlandse orkestvorm werken: de fanfare.’

Alex Schillings weet tijdens de masterclass met zijn bloemrijke taal, zonder een blad voor de mond te nemen en vooral met veel humor en passie voor het directievak, precies de juiste toon aan te slaan. Op het programma stonden een aantal grootheden uit het fanfarerepertoire. Zo speelt het orkest voor deze gelegenheid onder meer ‘Variations Symphoniques’ van de Belgische componist Paul Gilson. ‘Gilson is de grootste componist die België en Nederland ooit gekend hebben op het gebied van fanfaremuziek,’ vertelt Schillings, die na de lunch haast een klein college over deze bijzondere componist geeft. Hij roemt de harmonische constructies die Gilson maakte en benadrukt meer dan eens dat Gilson, net als coryfee Henk van Lijnschoten wiens partituur Jeu de Cuivre op het programma staat, veel te weinig gespeeld wordt. Aan studente Antonia de taak om de eerste paar variaties uit het werk van Gilson in goede banen te leiden.

In een orkest staat het belang van het collectief voorop en een goede dirigent bewaakt dit en neemt hierin de leiding. Het orkest vastpakken wanneer nodig en loslaten wanneer zaken lopen, vormden daarom een terugkerend thema. Een ander belangrijk onderwerp waar een dirigent mee kan werken, zijn de kleuren in het orkest. Een dirigent kan, door muzikanten verbaal of non- verbaal te vragen om sterker, zachter, scherper of juist ronder te spelen,

een mix van kleuren te maken. Het werk ‘Fleodrodum’ van componist Eric Swiggers biedt studenten bij uitstek de gelegenheid om hiermee aan de slag te gaan. Door de manier waarop Swiggers het eerste deel opbouwt, wordt er steeds een nieuwe kleur toegevoegd. Hoewel Schillings kritisch is op de hedendaagse composities uit de

hafabra-wereld, zijn er gelukkig ook componisten die zijn goedkeuring meer dan kunnen wegdragen. Philip Sparke, de gerenommeerde hedendaagse componist, schreef ‘Between the two rivers’, een fantasie gebaseerd op ‘Ein Feste Burg’, het wereldberoemde koraal van Johann Sebastian Bach. Wanneer de middag op zijn einde loopt, gaat Schillings dieper in op de laatste variatie van dit werk. ‘Een orkestwerk heeft maar één hoogtepunt,’ doceert hij, ‘er is maar één punt waarop het orkest het sterkst speelt, anders gaat de kracht verloren.’ Dat het hoogtepunt plaats moet vinden in de laatste variatie is iets waar Schillings en zijn student het over eens zijn, de precieze plek bepalen blijkt nog even een uitdaging. De middag eindigt in majeur; met het grootse hoogtepunt op de juiste plaats. Een prachtige, leerzame eerste dag komt tot een einde.

 




Deel het met uw vrienden!


FKNR. Twee leerzame masterclasses met een hoog gemotiveerd orkest